Het voorhoofd van de goudborst grondduif is roodbruin tot goudkleurig overgaand in okergeel naar het gezicht toe. Met boven en onder het oog een blauwgrijze vlek. De bovenkant van de kop, de nek, de halszijden alsook de rug zijn glanzend groenbruin. De staart is roodbruin.  De keel, de borst en de buik zijn wit overgaand in goudgeel naar het midden van de borst toe. de flanken en de onderstaartveren zijn roodgeel. De snavel en de poten zijn roodbruin. De uiterlijke kenmerken van beide geslachten zijn vrijwel gelijk, het vrouwtje is wat kleiner van formaat.

Nieuw-Guinea.

Het leefgebied bestaat uit dichte wouden in dalen en bergwouden tot een hoogte van 1600 meter.

Ze fourageren voornamelijk op de grond op zoek naar granen, insecten en bessen. 

Het legsel bestaat uit 1 ei wat door beide ouders 18 tot 19 dagen wordt bebroed.