De geslachten zijn gelijk aan elkaar. De voorkop van voorhoofd tot de kin is wit. De zijkant van de kop en hals is zwart met een groene weerschijn. De onderhals en de krop zijn met zwart-witte dwarsbandjes bedekt. De rugveren zijn breed zwart lancetvormig met witte zoompjes. De vleugeldekveren zijn net een groot wit veld. De spiegel is zwart met een groene weerschijn. De flanken zijn roestrood en de buik en staartdekveren zijn wit. De staart is zwart. De snavel en de poten zijn loodgrijs.

De Chileense smient komt voor van Zuid-Brazilië tot Vuurland.

Ondiepe meren en moerassen op de pampa.

Het is een alleseter, die zich voornamelijk voedt met waterplanten en gras, en af en toe kustalgen.

Deze monogame soort broedt in de Australische lente, tussen september en december. Paren bewonen zeer kleine broedgebieden en bouwen hun nesten in grassen en onder struiken. Het vrouwtje legt acht tot tien witte of crèmekleurige eieren. Na een broedtijd van ongeveer 24-25 dagen worden de eendjes geboren. De vader helpt de eendjes groot te brengen; hij verlaat echter de familie nadat de nakomelingen vervellen.