Deze eend van 45-51 cm ziet eruit als een kleine gans en voedt zich meestal door in kudden te grazen. Het mannetje is grijs met een donkerbruine kop en gevlekte borst. Het vrouwtje heeft witte strepen boven en onder het oog en gevlekte onderstukken. Beide geslachten hebben grijze vleugels met zwarte primaire kleuren en een wit speculum. Jongen zijn vergelijkbaar met volwassen vrouwtjes, maar lichter en met een meer gestreepte borst.

De manengans is te vinden in graslanden, open bossen, wetlands, overstroomde weiden en langs de kust in inhammen en baaien. Maar ook op landbouwgrond met dammen, rond rijstvelden, rioolvijvers en in stads-parken. Vaak rond diepere meren die ongeschikt zijn voor het foerageren van andere watervogels, omdat het de voorkeur geeft aan foerageren op het land.

Grassen, granen, klaver en andere kruiden en af en toe insecten. 

De manengans nestelt in een boomholte waarin 9–11 creme-witte eieren worden gelegd. Het vrouwtje broedt ze uit terwijl het mannetje de wacht houdt. Zodra de eendjes klaar zijn om het nest te verlaten, vliegt het vrouwtje naar de grond en de eendjes volgen door uit het nest te springen en zo op de grond te landen.