De woerd is het hele jaar in het prachtkleed. De kop, hals en borst zwart. De onderkant is grijs en de snavel heeft vlak bij het voorhoofd een karmozijnrode knobbel. De ogen zijn oranjerood en de poten zijn gelig. De vrouwtjes zijn bruin gekleurd. De snavel is blauwachtig grijs met een zwarte punt en de poten zijn geeloranje tot grijs. 

De peposaka-eend leeft in zuidelijk Zuid-Amerika, met name van Brazilië en Paraguay tot centraal Argentinië en centraal Chili.

Kleine, wild begroeide plassen op de pampa en meren met biezengordels in het kustgebied.  

Knotgras en boerenerf grassen, maar ook wortels, zegge, waterplanten en andere grassen en sommige dierlijke producten.

Vrouwtjes bouwen nesten met plantmateriaal en bekleden het nest met dons. Nesten worden gebouwd aan de rand van het water. Het vrouwtje legt tot 10 creme tot groenachtig gekleurde eieren. De eieren worden 27-29 dagen bebroed en de jongen vliegen binnen 50-75 dagen uit. De vrouwtjes voeden de jongen op zonder hulp van de mannetjes.