Jan van Gent
(Nothern gannet)
Het is een zeevogel met een groot verspreidingsgebied in de Noordzee en de Atlantische Oceaan. Het is een grote, gestroomlijnde vogel met lange, smalle vleugels. De volwassenen zijn door formaat, kleur en tekening goed te herkennen. Jonge vogels kunnen op het eerste gezicht op een grote pijlstormvogel lijken, maar zijn te herkennen aan een lange, spitse kop en snavel, spitse staart en karakteristieke bewegingen. Het verenkleed van de volwassen vogel wordt pas in het vierde tot zesde jaar verkregen. De okergele kop is buiten het broedseizoen bleker. Volwassen dieren zijn circa 89-102 centimeter groot en 2,5 tot 3 kilogram zwaar, en kunnen als ze hun vleugel volledig uitstrekken 170-180 cm breed zijn. Het lichaam is wit, de staart puntig en ze hebben zwarte vleugelpunten. De kop is gelig met een blauwe oogring. Ze duiken op spectaculaire wijze naar vis en kunnen dat met een snelheid van 100 km/uur als ze zich laten vallen. De dieren gaan een vaste paarbinding aan, die ook na het broedseizoen standhoudt. Ze keren jaren achtereen naar hetzelfde nest terug. Beide partners broeden voor het eerst op de leeftijd van 5 of 6 jaar op een enkel, blauwwit ei. Na ongeveer 3 maanden verlaten de nog geheel bruine jongen het nest. Het volwassen verenkleed krijgen ze pas in de loop van de volgende 5 jaren. Jan-van-genten broeden in de zomer op klippen op rotsige eilanden langs de oostkust van Canada, maar vooral rond de Britse Eilanden en verder bij Bretagne (Frankrijk), IJsland en Noorwegen en sinds 1991 ook op Helgoland. De grootste kolonie jan-van-genten is te vinden op Bonaventure-Island in Canada. De dieren overwinteren op zee. Ze maken dan lange tochten tot in de Middellandse Zee en langs de kusten van de landen rond deze zee en het Caraïbisch gebied en de Golf van Mexico