De fuut is een typische watervogel van plassen en meren. Hij wordt gemiddeld 46 tot 51cm lang en heeft donkere oorpluimen wat hem een karakteristiek uiterlijk geeft. Een wit gezicht met een roodbruine en zwarte kraag eromheen die opgericht staat tijdens het baltsritueel. Zijn onderkant is wit, van boven is hij donker overgaand in roestbruin. Tussen oog en snavel zit een zwarte streep. De jongen zijn zwart-wit gestreept. De fuut staat bekend om het baltsritueel, zwemmend naar elkaar toe met borst vooruit botsend tegen elkaar met de hals gestrekt. Doordat de poten vrij ver naar achteren op het lichaam staan, kan de fuut zich niet zo gemakkelijk lopend over het land voortbewegen. Een zeer kenmerkende eigenschap is de mogelijkheid om redelijk lange afstanden onder water zwemmend af te leggen. Dit wordt gedaan om vis te eten, of om te vluchten bij gevaar. 

Behoudens een deel van Scandinavië komt de fuut in heel Europa en ook in Zuid-Afrika voor.

Allerlei typen natuurlijke en aangelegde zoete tot brakke wateren. Behalve in moerassen, op plassen en andere wateren in het buitengebied ook in stedelijk gebied. Komt buiten de broedtijd ook in zoutwatermilieu voor.

Een fuut leeft voornamelijk van vis (2-10 cm), die wordt gevangen door ze onder water te achtervolgen. Dit gebeurt door onder water te duiken, en tot zo'n halve minuut onder water te blijven. In zeer helder water wordt soms vanaf de oppervlak gejaagd, dan kijkt de fuut met de kop onder water. Dit gebeurt doorgaans in de ochtend en op de namiddag. Ook worden wel insecten, schaaldieren, weekdieren, kikkers en planten gegeten.

De broed loopt van maart tot in oktober, de meeste broedsels mei-juni. Het legsel bestaat gemiddeld uit 3-4 eieren. Broedduur: 25-29 dagen. Nest op platform in het water, gefixeerd aan begroeiing of tak, bij voorkeur goed verborgen in riet. De jongen verlaten snel het nest.