De haan is bont getekend met talloze eironde oogvlekken op de staart- en vleugelveren. Het mannetje heeft een enorme staart, vrouwtje hebben een kortere staart. De kop en nek zijn grotendeels kaal en lichtblauw van kleur. Op de kop en in de nek zijn er korte, grijze en zwarte veertjes. De lichaamslengte bedraagt 190 cm en het gewicht 1500 tot 2700 gram. 

Zuidoost-Azië, met name Borneo en Malakka.

Tropische regenwouden.

Het voedt zich op de bosbodem in de vroege ochtend en avond.

Het mannetje maakt een open plek in het bos vrij en bereidt een dansgrond voor. Hij kondigt zichzelf aan met luide oproepen om vrouwen aan te trekken, hij danst voor haar met zijn vleugels uitgespreid in twee enorme waaiers, onthullend honderden "ogen" terwijl zijn echte ogen erachter verborgen zijn, starend naar haar. De hen legt slechts twee eieren, welke door haar bebroed worden. De jongen worden ook door de hen groot gebracht.