Patrijs

(Grey patridge)

Beschrijving

Een volwassen patrijs is 28 à 32 centimeter lang en is compact met een rond lichaam. De mannetjes en vrouwtjes lijken op elkaar, echter hebben de mannetjes een donkerbruine buikvlek in de vorm van een hoefijzer, terwijl bij vrouwtjes deze vlek een stuk kleiner en grauwer is of helemaal ontbreekt. Beide geslachten hebben een oranjekleurige keel, wangen en wenkbrauwstreep. De kroon, nek, borst en flanken zijn lichtgrijs. De flanken zijn daarnaast voorzien van meerdere roestbruine banden. Daarnaast heeft de patrijs bruine vleugels en een witte buik en onderstaartdekveren. 


Voorkomen

Het verspreidingsgebied van de patrijs strekt zich uit over grote delen van het Europese continent en reikt van Ierland tot aan het Oeralgebergte, met uitzondering van noordelijk Fennoscandinavië, IJsland en het noorden van Rusland. Daarnaast is de soort ook aanwezig in delen van West-Siberië, Kazachstan en Transkaukasië en is hij geïntroduceerd in Noord-Amerika. 


Habitat

Patrijzen komen van nature voor in steppegebieden, graslanden en cultuurlandschappen in de gematigde zone voor. De vogel heeft in West-Europa een voorkeur voor extensief beheerde landbouwgebieden met een verscheidenheid aan kleinschalige elementen. De patrijs leeft daar in weilanden, graanakkers, akkerranden, wegranden en braakliggende terreinen met houtwallen, singels of heggen. 


Voedsel

Zaden, onkruiden, granen, bladeren van grassen en klaver en insecten.


Voortplanting

Het nest is een ondiep kuiltje met plantaardige materialen die gebouwd wordt onder een heg of andere dichte vegetatie. Het eerste legsel bestaat uit maar liefst 15-17 eieren, het eventueel tweede legsel uit veel minder eieren. De broedduur bedraagt 23 tot 25 dagen. Hoewel patrijzen in groepen kunnen optrekken, is het geen koloniebroeder. De jongen stappen meteen het nest uit en zijn na 14 dagen vliegvlug. Na zo'n 5 weken zijn ze zelfstandig.