Zilverwangneushoornvogel
(Silvery-cheeked hornbill)
De zilverwangneushoornvogel is 75 - 80 cm lang met een opvallend grote snavel en "hoorn" op de bovensnavel. Bij het mannetje is deze hoorn groot en is de snavel vuilwit gekleurd, de snavel van het vrouwtje is minder opvallend en gelig van kleur. Verder heeft zij rond het oog een naakte rode huid. Beide seksen hebben zilvergrijze veren op de wangen en de rest van de kop en verder zijn ze iridiserend zwart. De vleugels zijn helemaal zwart maar de onderkant van de rug, de stuit, de onderbuik en de uiteinden van (alleen) de buitenste staartpennen zijn contrasterend wit. Ze leven meestal in paren, maar kunnen op gemeenschappelijke slaapplaatsen groepen van honderden vogels vormen. Het voedsel bestaat uit wilde vruchten, insecten, kleine vogels, knaagdieren, kleine reptielen en duizendpoten. Het legsel bestaat uit 1 tot 3 eieren welke 40 dagen lang worden bebroed. De jonge blijven daarna nog ongeveer 80 dagen bij de ouders. De zilverwangneushoornvogel komt voor van Zuid-Ethiopië en Zuid-Somalië en Oost-Kenia en Tanzania tot aan Malawi, Zimbabwe en Zuid-Afrika. De leefgebieden zijn tropische bossen met hoge bomen.