Roodkopgier

(Turkey vulture)

Beschrijving

De roodkopgier behoort tot de grotere vogels van Amerika. Een volwassen vogel heeft een lichaamslengte van 64 tot 81 centimeter en een vleugelspanwijdte van ongeveer 150 tot 180 centimeter. Het gewicht ligt meestal tussen de 0,85 en 2 kilogram. Het verenkleed is overwegend bruinzwart. De slagpennen van de brede vleugels zijn aan de onderzijde zilvergrijs. De relatief kleine kop van de roodkopgier is rood en heeft weinig tot geen veren. Een volwassen vogel heeft soms witte tuberkels op de teugel voor zijn ogen, die zich uitbreiden naarmate hij ouder wordt. Ook de naakte nek vertoont bij het ouder worden meer rimpels. Het oog heeft een onvolledige rij wimpers op het bovenste ooglid en twee rijen op het onderste. De iris heeft een grijsbruine kleur. De korte, ivoorkleurige snavel heeft een forse, haakvormige punt. Net als alle Amerikaanse gieren heeft de roodkopgier geen neustussenschot; men kan zijdelings dwars door de neusgaten kijken. De huid van de poten is roze, maar meestal bedekt met witte sporen van uitwerpselen. De voeten zijn plat, relatief zwak en voorzien van vrij botte klauwen. Ze zijn hierdoor weinig geschikt voor het vastgrijpen van grote stukken aas.


Voorkomen

De roodkopgier of kalkoengier is de meest wijdverspreide vogel uit de familie gieren van de Nieuwe Wereld. Zijn verspreidingsgebied loopt van het zuiden van Canada tot aan Vuurland, het zuidelijkste punt van Zuid-Amerika, en overlapt het leefgebied van de overige Amerikaanse gieren, waaronder de kleine en grote geelkopgier en de zwarte gier.


Habitat

Een verscheidenheid aan open en halfopen terreinen.


Voedsel

De roodkopgier is een aaseter die zich vrijwel alleen met kadavers voedt. Die vindt hij niet alleen op het zicht, zoals alle gieren doen, maar ook op de geur. De roodkopgier is in staat om op grote afstand de gassen te onderscheiden die bij de ontbinding vrijkomen. Zo kan hij ook kleine en goed verborgen kadavers vinden.


Voortplanting

Eieren worden over het algemeen op de broedplaats gelegd op een beschermde locatie zoals een klif, een grot, een rotsspleet, een hol, in een holle boom of in een struikgewas. Er is weinig of geen constructie van een nest; eieren worden op een kaal oppervlak gelegd. Vrouwtjes leggen over het algemeen twee eieren, maar soms één en zelden drie. De eieren zijn crèmekleurig, met bruine of lavendelkleurige vlekken rond hun grotere uiteinde. Beide ouders broeden en de jongen komen na 30 tot 40 dagen uit. Kuikens zijn hulpeloos bij de geboorte. Beide volwassenen voeden de kuikens door voedsel voor hen uit te braken en ze 10 tot 11 weken te verzorgen.