Scharrelaar

(European roller)

De scharrelaar is ongeveer 30 centimeter lang en heeft een overwegend blauw verenkleed. Hij heeft een grote kop en een krachtige, dikke, zwarte snavel. Het verenkleed is helder lichtblauw met diepblauwe kleine vleugeldekveren, stuit en delen van de ondervleugel. De rug is bruin, de vleugelpunten en de bovenkant van de staart zijn zwart. Scharrelaars broeden meestal alleen, soms met enkele paartjes. De broedomgeving bestaat uit land met verspreide groepen bomen, bosranden, lanen of parken. Ze broeden in al bestaande holen, rots- of muurspleten, de eerste meestal gemaakt door de groene of zwarte specht. In enkele gevallen worden ook nestkasten gebruikt. Tijdens de baltsvlucht vliegt het mannetje roepend door de lucht, laat zich meerdere keren over de kop vallen en vliegt dan weer op. In het nest worden 4-5 eieren gelegd, in de maand juni of juli. Beide ouders broeden, het legsel komt na 17-19 dagen uit. Hierna zorgen beide ouders voor de jongen, die na 25-30 dagen uitvliegen. Het voedsel bestaat vooral uit insecten zoals kevers en sprinkhanen en andere ongewervelden als slakken en wormen maar ook kleine gewervelden zoals kikkers, muizen en hagedissen. De scharrelaar komt voor in Zuid- en Oost-Europa, in het Azië van Turkije, Irak, Midden-Rusland, West-China en Pakistan. Het is een trekvogel die in augustus of september vertrekt naar het zuiden van en tropisch Afrika en in april of mei weer terugkeert naar zijn broedgebied.