Het verenkleed is overwegend zwart. Bovenborst en keel zijn helder geel, met een dunne rode rand op de keel, een romige staart en een scharlaken anale zone. De snavel is tweekleurig en massief en iets korter dan bij het vrouwtje. Het is citroengeel aan de bovenzijde van de bovenkaak en zwartachtig aan de onderzijde  van de bovenkaak en onderkaak, vaak bruin dicht bij de basis. De huid van het gezicht rond de ogen is bleekgroen of geelgroen.

Langs de oostelijke helling van de Andes van Peru, in het noorden via Ecuador en Colombia tot aan de kust van Venezuela.

Van vlaktes tot tropische en subtropische bossen. Hij leeft op een hoogte van 100-2400 meter in vochtig bergbos, met een voorkeur voor het bladerdak en de rand.

Deze soort voedt zich voornamelijk met fruit, maar af en toe met hagedissen, knaagdieren, kleinere vogels en insecten.

Het broedseizoen duurt van maart tot juni. De nesten bevinden zich meestal in een holte van rottend hout op 10 tot 25 meter boven de grond. De vrouwtjes leggen 2-4 witte eieren die ongeveer in twee weken worden uitgebroed.