Kerkuil

(Western barn owl)

Zoals bij veel andere uilen is het vrouwtje iets groter en zwaarder dan het mannetje. De vogel heeft een dikke kop met donkere ogen en is aan de bovenzijde goudbruin gevlekt en aan de onderzijde licht gestippeld. Het meest kenmerkend is de hartvormige gezichtssluier van de kerkuil. Deze varieert van helder wit tot bruinachtig wit. Deze uil is 33 tot 39 cm lang en heeft lange poten.

’s Nachts gaat de kerkuil op zoek naar kleine knaagdieren en soms ook kleine vogels. Hij jaagt vanaf een lage zitpost of vliegt laag over de grond. Boomholten, ruïnes, schuren en bijgebouwen worden als rust en nestruimte gebruikt. Deze soortgroep is zeer wijdverspreid en komt voor in Amerika, Europa, Azië, Australië en Afrika. Hij leeft in open of half-open laaglandgebieden waaronder cultuurland als steden, dorpen en landbouwgrond. Het legsel bestaat uit vier tot zes spierwitte eieren.