Ransuil

(Long-eared owl)

Beschrijving

Opvallend aan het uiterlijk van de ransuil zijn met name de lange oorpluimen, die overigens geen echte oren zijn. Zijn naam dankt hij aan de gelijkenis met een 'ranse', Middelnederlands voor 'muts met een kap die in plooien afhing'. De ogen zijn oranje-geel. Verwarring met de oehoe, die ook oorpluimen heeft, is mogelijk maar deze laatste is aanzienlijk groter dan de ransuil. Het verenkleed is aan de bovenzijde roestgeel met zwartbruine vlekken en strepen, en verder is de vogel grijsbruin gevlekt en gestreept. De lichtgele onderzijde vertoont brede donkere lengtestrepen en fijne dwars streepjes.


Voorkomen

Geel - broedgebied

Groen - gehele jaar

Blauw - winter

 


Habitat

De ransuil komt voor in bosachtige gebieden met naaldbomen en open terreinen. In de winter verblijven ransuilen graag in elkaars gezelschap. In hun roestplaatsen, gemeenschappelijke slaapplaatsen in naaldbomen, struiken, knotwilgen of wilde hagen, rusten ze soms in grote groepen.


Voedsel

Net als de meeste uilen is ook de ransuil vooral actief als het donker is. Dit in tegenstelling tot de velduil, die ook wel overdag actief is. De ransuil jaagt op knaagdieren en rustende vogels.


Voortplanting

De ransuil maakt vaak gebruik van oude kraaien- of eksternesten. Het legsel bestaat gewoonlijk uit vier tot zes glanzend witte, ronde eieren. De eieren worden bebroed vanaf het eerste ei. De jongen verlaten na minimaal 3 weken het nest en klimmen in naburige boomkruinen. Na 5 weken kunnen ze vliegen.