Sneeuwuil

(Snowy owl)

Beschrijving

De lichaamslengte van de sneeuwuil bedraagt 55 tot 70 cm en het gewicht 1 tot 2,5 kg. Ze kunnen gemiddeld 20 jaar oud worden. De sneeuwuil heeft een hoofdzakelijk wit verenkleed met zwarte vlekken. Mannetjes en oudere exemplaren zijn witter dan de anderen. Het wit reflecteert in de zon, een eigenschap die de vogels zouden gebruiken om hun aanwezigheid kenbaar te maken in hun territorium. Het gezicht, de keel en de borst zijn het witst en worden het meest in de zon geplaatst. De isolatie die het verenkleed van de sneeuwuil biedt, is buitengewoon ontwikkeld. Om te beginnen is deze vogel bijna geheel bevederd. Hij heeft een korte snavel, waarvan alleen het puntje uitsteekt. De ogen worden beschermd door lange, dichte wimpers. De poten zijn gehuld in een lange veren 'broek', die doorloopt tot op de klauwen. Onder de strak zittende laag dekveren draagt het dier warm 'ondergoed' van fijn dons. Ten slotte draagt ook de structuur van de veren bij aan hun isolerende werking: de kern van de veren is hol, zodat ze warme lucht kunnen opslaan. 


Voorkomen

Het uiterste noorden van Azië, Europa en Noord-Amerika. In strenge winters wordt hij nog weleens in Nederland en België waargenomen als dwaalgast.

 

Donkerblauw - broedgebied

Lichtblauw - winter

 


Habitat

De sneeuwuil leeft overwegend op de toendra.


Voedsel

De sneeuwuil is op zoek naar knaagdieren, zoals muizen en lemmingen. Met zijn lengte van 60 cm en een spanwijdte van meer dan een meter is de sneeuwuil in staat om grote prooien te doden. Hij pakt hazen en vogels ter grootte van het korhoen. Ook lemmingen en watervogels staan op zijn menu. De jachtmethode bestaat voor een groot deel uit op een plek met 360 graden zicht zitten en wachten op een beweging die de positie van een dier verraadt. Dan vliegt de uil laag over de grond en laat zich op de prooi vallen, met zijn krachtige klauwen uitgestrekt om te doden.


Voortplanting

Deze soort uil nestelt op de grond, bovenop een heuvel of rotsblok. Het vrouwtje schraapt een kleine holte voordat ze de eieren legt. Het fokken vindt plaats in mei tot juni, en afhankelijk van de hoeveelheid beschikbare prooi, variëren koppelingsgroottes van 3 tot 11 eieren, die afzonderlijk worden gelegd, ongeveer om de andere dag in de loop van enkele dagen. Uitkomen vindt ongeveer vijf weken na het leggen plaats en de zuivere blanke jongen worden door beide ouders verzorgd.